Neen de ondernemingsraad kan zijn zittingsperiode niet verlengen, evenmin kan de Bedrijfscommissie daartoe toestemming geven. De duur van de zittingsperiode is vastgesteld in het ondernemingsraadreglement en de ondernemingsraad heeft zich daaraan te houden.

Neen, blanco stemmen worden uitsluitend meegeteld voor het vaststellen van het opkomstpercentage. Zij beïnvloeden de kiesdeler en daarmee de verkiezingsuitslag niet. Uitsluitend stemmen die zijn uitgebracht op kandidaten op de kieslijsten tellen mee voor het vaststellen van de verkiezingsuitslag.

 

Neen, aanpassingen in het reglement van de ondernemingsraad die betrekking hebben op de verkiezingen (zoals het vaststellen van het zetelaantal, wijziging van het kiessysteem en/of termijnen) kunnen pas worden toegepast bij de eerstvolgende reguliere or-verkiezingen en niet bij tussentijdse vervulling van vacatures in de raad. De spelregels voor de verkiezingen kunnen niet tussentijds worden veranderd.

De ondernemingsraad en de commissies van de raad vergaderen zo vaak als dat redelijkerwijze nodig is voor het vervullen van hun taak.
Daarnaast kunnen afspraken worden gemaakt over het aantal uren dat ieder or-lid en commissielid nodig hebben voor de voorbereiding van de vergaderingen, het raadplegen van collega’s of deskundigen (uren voor beraad).
Bovendien hebben ieder or-lid en ieder commissielid recht op een aantal dagen voor scholing en vorming (uren voor scholing en vorming).
Het wettelijke minimum voor beraad bedraagt 60 uren op jaarbasis.
Het wettelijk minimum voor scholing en vorming van or-leden is vijf dagen per jaar. Voor commissieleden is dit aantal drie dagen per jaar. Or-leden die tevens deelnemen aan een or-commissie hebben dus recht op acht scholingsdagen per jaar.
In de van toepassing zijnde rechtspositieregeling kunnen aanvullende bepalingen over de faciliteiten van de ondernemingsraad zijn opgenomen. Raadpleeg dus altijd uw CAO. Als vuistregel kan worden vastgesteld dat een or-lid gemiddeld vier uren per week kwijt is aan or-werk (vergaderingen, voorbereiding, raadpleging en scholing). Voor de voorzitter en de secretaris ligt dit aantal in de regel hoger, omdat zij specifieke taken hebben naast het ‘gewone’ or-werk.

In de WOR is geregeld dat het or-lid dan wel commissielid dat zijn reguliere werk onderbreekt voor het verrichten van or-werk het overeengekomen loon krijgt doorbetaald. Het is dus van belang dat or-werk zoveel als mogelijk wordt gedaan tijdens de overeengekomen arbeidsduur.
Het komt echter voor dat de ondernemer en de ondernemingsraad aanvullende afspraken maken, zodat ook or-werk dat wordt gedaan buiten de overeengekomen arbeidsduur wordt betaald.

De ondernemingsraad en de ondernemer kunnen zich tot de Bedrijfscommissie wenden met een verzoek om bemiddeling en advies voor zover het gaat om geschillen waarbij de naleving van de Wet op de ondernemingsraden jegens elkander kan worden geëist (WOR-geschillen, artikel 36, tweede lid, WOR).
Daarnaast staat de toegang tot de Bedrijfscommissie beperkt open voor andere belanghebbenden, zoals de vakbonden en in de onderneming werkzame personen. Belanghebbenden, niet zijnde de ondernemingsraad of de ondernemer, kunnen slechts bij de Bedrijfscommissie terecht voor geschillen over de instelling of in standhouding van de ondernemingsraad, het vaststellen van het voorlopige of definitieve reglement van de ondernemingsraad, de kandidaatstelling voor en de verkiezing van de leden van de ondernemingsraad en de bekendmaking van de agenda’s en verslagen van de vergaderingen, een en ander voor zover dit van de ondernemingsraad of de ondernemer afhangt (artikel 36, eerste lid, WOR).

In de WOR (artikel 36, derde lid) is geen termijn bepaald voor het aanhangig maken van een geschil bij de Bedrijfscommissie. Wel moet het geschil binnen een redelijke termijn nadat het is ontstaan ter bemiddeling en/of advisering worden voorgelegd. Of sprake is van een redelijke termijn hangt af van de omstandigheden van het geval. Er wordt niet snel aangenomen dat de ondernemingsraad of de ondernemer te laat is met het indienen van een geschil.

Het aanhangig maken van een geschil kan op twee manieren: door de Bedrijfscommissie schriftelijk te vragen om toepassing van de reguliere geschillenprocedure dan wel om toepassing van de verkorte geschillenprocedure.

De reguliere procedure is bestemd voor alle WOR-geschillen. Deze procedure voorziet in de behandeling van het WOR-geschil door middel van een uitgebreide schriftelijke voorbereiding (hoor-wederhoor, indienen van stukken) gevolgd door een hoorzitting bij het secretariaat van de Bedrijfscommissie in Den Haag. Tijdens de hoorzitting wint de Bedrijfscommissie (mondeling) informatie in bij partijen en worden de mogelijkheden verkend om het geschil op te lossen door het bereiken van een compromis (bemiddeling gericht op het bereiken van een schikking). Komt een compromis tot stand, dan is het geschil hiermee opgelost. Wordt geen compromis bereikt dan zal de Bedrijfscommissie na de behandeling op de hoorzitting schriftelijk een advies uitbrengen over de juiste toepassing van de WOR. Hiermee doet de Bedrijfscommissie uitspraak over de gegrondheid van een eventueel nadien in te dienen vordering tot naleving van de Wet bij de kantonrechter (artikel 36. tweede lid, WOR). De vraag “wie heeft er gelijk” wordt in het advies door de Bedrijfscommissie beantwoord.

De verkorte geschillenprocedure is uitsluitend geschikt voor eenvoudige WOR-geschillen waarin de ondernemingsraad en de ondernemer nadrukkelijk te kennen geven dat zij hun geschil door bemiddeling door de Bedrijfscommissie willen oplossen. Het accent ligt bij deze procedure op het –door toedoen van de Bedrijfscommissie- bereiken van een compromis. Welke partij gelijk heeft is niet van belang, het gaat er om dat een schikking wordt getroffen, zodat partijen weer verder kunnen met het voeren van overleg.
De bemiddeling door de Bedrijfscommissie gebeurt op locatie, namelijk in de onderneming van partijen. Uitsluitend de afspraken die als resultaat van de bemiddeling worden gemaakt, worden samengevat op schrift gesteld.

Bij toepassing van de reguliere procedure dient de meest gerede partij een brief aan de Bedrijfscommissie te sturen waarin wordt aangegeven wat het geschil is, welk standpunt de indiener heeft en welke uitspraak van de Bedrijfscommissie wordt verlangd. Als bijlagen bij het verzoekschrift worden meegestuurd: afschriften van correspondentie tussen partijen over het geschilpunt, afschriften van verslagen van overlegvergaderingen waarin het geschilpunt is behandeld.
Bij toepassing van de verkorte procedure kan worden volstaan met het versturen van een gezamenlijke brief, ondertekend door de ondernemingsraad en de ondernemer, aan de Bedrijfscommissie waarin kort het geschilpunt wordt uitgelegd en waarbij wordt verzocht om bemiddeling, aangezien partijen de intentie hebben om het geschil op te lossen door het bereiken van een compromis.

Bij toepassing van de reguliere procedure duurt de behandeling ca. twaalf weken. Bij toepassing van de verkorte procedure wordt gestreefd naar een behandelingduur van ca. drie weken.

Een bindend advies is een overeenkomst tussen partijen waarbij, voordat het geschil wordt behandeld door de Bedrijfscommissie, wordt afgesproken dat de ondernemingsraad en de ondernemer het advies van de Bedrijfscommissie over het WOR-geschil als bindend zullen aanvaarden. Dat betekent dat partijen – ongeacht wat de Bedrijfscommissie zal adviseren – dit advies zullen opvolgen. Bij het aanvaarden van een bindend advies zijn partijen het er over eens dat zij het geschil na behandeling door de Bedrijfscommissie niet meer zullen voorleggen aan de rechter. Een bindend advies komt uitsluitend tot stand indien beide partijen dat willen.

Allereerst moet het gaan om een geschil over de toepassing van de Wet op de ondernemingsraden. Voorts geldt dat dit geschil moet spelen in een onderneming die binnen de werkingssfeer van de Bedrijfscommissie voor de Overheid (het ressort of het gezagsgebied) valt. Het gaat hier om ondernemingen in de sectoren Rijk, Politie, Zelfstandige bestuursorganen, Gemeenten, Provincies, Waterschappen of ondernemingen die werkzaam zijn op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Indien niet is voldaan aan deze twee voorwaarden dan zal de Bedrijfscommissie voor de Overheid zich onbevoegd verklaren. Wel is het zo dat een WOR-geschil dat speelt in een onderneming die buiten het ressort van de Bedrijfscommissie voor de Overheid valt, wordt doorgestuurd naar een bedrijfscommissie die wel bevoegd is om het geschil te behandelen.

Dat is slechts mogelijk in een zeer beperkt aantal gevallen. De regel is dat de ondernemingsraad en de bestuurder de naleving van de WOR jegens elkander kunnen afdwingen en geschil hierover aan de Bedrijfscommissie kunnen voorleggen. Medewerkers kunnen uitsluitend een geschil ter behandeling aan de Bedrijfscommissie voorleggen indien het gaat om één van de volgende
onderwerpen:

  • het instellen of in standhouden van een ondernemingsraad;
  • het vaststellen van een voorlopig of een definitief reglement van de ondernemingsraad;
  • de kandidaatstelling voor en de verkiezing van de leden van de ondernemingsraad;
  • het bekend van agenda’s en verslagen van vergaderingen, e.e.a. voor zover dit van de ondernemer of de ondernemingsraad afhangt.

Indien het door de medewerker aanhangig gemaakte geschil niet gaat over één van de voornoemde onderwerpen verklaart de Bedrijfscommissie het verzoek/de verzoeker niet ontvankelijk.