Op 19 juli 2013 is de Wet op de ondernemingsraden gewijzigd. Deze herziening van de wet heeft betrekking op de volgende aangelegenheden:

  1. Het scholingssysteem is gewijzigd

    De heffing en uitbetaling van de GBIO-bijdrage in verband met de scholing van de ondernemingsraad is komen te vervallen. In de wet is nu geregeld dat de scholing van voldoende kwaliteit moet zijn en dat de kosten van or-scholing direct ten laste komen van de ondernemer.

  2. Het vervallen van de registratie- en archiveringsplicht

    De wettelijke verplichting voor ondernemers respectievelijk ondernemingsraden om het (gewijzigde) voorlopige respectievelijk (gewijzigde) definitieve or-reglement en het jaarverslag van de ondernemingsraad ter registratie en archivering aan te bieden aan de bedrijfscommissie, is vervallen.

  3. Een wijziging betreffende de voorschriften voor het houden van or-verkiezingen

    De eis van een derde, met een maximum van 30 handtekeningen, voor het indienen van een kandidatenlijst door ongeorganiseerden is geschrapt.

  4. Een uitbreiding van de informatieplicht

    De ondernemer die deel uit maakt van een internationale groep van ondernemingen en de ondernemer met duurzame betrekkingen met buitenlandse ondernemers of instellingen moet voortaan ook informatie verstrekken.

  5. Een wijziging in de geschillenregeling

    De wettelijke verplichting om WOR-geschillen ter bemiddeling en advisering voor te leggen aan de bedrijfscommissie alvorens de rechter in te kunnen schakelen is vervallen.

Ten aanzien van het vervallen van de archiverings- en registratieplicht (onder 2) merkt de Bedrijfscommissie voor de Overheid het volgende op. De Bedrijfscommissie beschikt over (de meest actuele versie van) het reglement van de ondernemingsraad van de ondernemingen die onder haar bevoegdheid vallen. Indien de ondernemer of ondernemingsraad van zo’n overheidsonderneming het eigen reglement terug wil hebben, kan men telefonisch dan wel per e-mail uiterlijk 01 maart 2014 bij het bedrijfscommissiesecretariaat om toezending vragen. Na genoemde datum wordt overgegaan tot vernietiging van dit archiefexemplaar van het or-reglement.

De onder 5 genoemde wijziging behoeft een nadere toelichting.
De Bedrijfscommissie voor de Overheid heeft op grond van de wet nog steeds de taak om medezeggenschapsaangelegenheden die voortvloeien uit de toepassing van de WOR te behandelen (artikel 37 juncto 46d onder e WOR). Daartoe behoren ook de bemiddeling en advisering over WOR-geschillen die kunnen ontstaan tussen de ondernemingsraad en de ondernemer over vrijwel alle onderwerpen die in of krachtens de WOR zijn geregeld, dus ook geschillen over de scholing van de ondernemingsraad.

Verder kan een geschil tussen een belanghebbende en de ondernemingsraad en/of de ondernemer over de instellingsplicht, de vaststelling van het reglement, de publicatie van agenda’s en verslagen van de ondernemingsraad of verkiezingsvraagstukken eveneens ter bemiddeling en advisering worden voorgelegd aan de Bedrijfscommissie voor de Overheid.

Het verschil met voorheen is, dat nu geen sprake meer is van een verplichting om een WOR-geschil ter bemiddeling en advisering aan de Bedrijfscommissie voor de Overheid voor te leggen alvorens eventueel de gang naar de rechter te maken.

De huidige geschillenregeling bij de Bedrijfscommissie is facultatief, met andere woorden, de ondernemingsraad en de ondernemer kunnen er samen voor kiezen om hun geschil ter behandeling voor te leggen aan de Bedrijfscommissie voor de Overheid.

Het volgen van deze procedure heeft een aantal interessante voordelen, zoals:

  • de samenstelling van de Bedrijfscommissie voor de Overheid biedt de waarborg dat het WOR-geschil wordt beoordeeld door een commissie die zowel juridische kennis heeft (van de WOR en aanverwante, relevante wet- en regelgeving), alsook inhoudelijk bekend is met de specifieke overheidssectoren waarvoor zij is ingesteld;
  • de procedure beoogt primair een toekomstgerichte en duurzame oplossing te bieden (compromis sluiten), zodat het medezeggenschapsproces weer in gang kan worden gezet. Indien het geschil door bemiddeling niet kan worden opgelost, geeft de Bedrijfscommissie ook een juridisch oordeel;
  • de procedure is informeel, de-escalerend, efficiënt en laagdrempelig. Er zijn geen vormvereisten voor het aanhangig maken van het geschil waardoor (kostbare) rechtsbijstand niet echt nodig is;
  • het geschil kan worden behandeld via de reguliere procedure, dan wel via de verkorte procedure. De verkorte procedure voorziet in bemiddeling op locatie, waarbij de behandeling van het geschil in circa drie weken is afgerond. Meer informatie over beide procedures kunt u vinden op de website van de Bedrijfscommissie voor de Overheid;
  • er zijn geen kosten verbonden aan het behandelen van het geschil door de Bedrijfscommissie voor de Overheid.

Voor meer informatie kunt u altijd contact opnemen met het secretariaat (bdc-o@caop.nl, 070-3765728 of 070-3765927).